Al in 1208 werd door de broers Volkwin IV van Schwalenberg en Adolf I van Waldeck het eerste kloostergebouw in Höhnscheid opgericht. In 1230 werd dit klooster voor het eerst in een oorkonde genoemd, als schenking aan het klooster Corvey. Een augustijner nonnenklooster dat onder het klooster van Aroldessen viel, werd in 1235 gesticht. Graaf Otto IV van Waldeck tot Landau verdreef in 1468 de nonnen vanwege hun vermeende zedelijk en moreel verval en droeg het klooster nog in hetzelfde jaar over aan de kanunniken van de kruisridderorde.

In 1527 werd het klooster in kader van de reformatie door graaf Philipp IV van Waldeck opgeheven, gerestaureerd en dan als grafelijke pachthoeve gebruikt. Een poging in het jaar 1630 om er weer een klooster van te maken mislukte.

In 1720 verkocht prins Friedrich Anton Ulrich, die veel geld nodig had voor de bouw van zijn nieuwe Residentieslot in Arolsen, het huis en erf aan kolonel Johann Wilhelm von Leliwa. Deze gaf de bouwmeester van het landgoed, Julius Ludwig Rothweil, opdracht tot de ombouw en uitbreiding. De architect gaf in de jaren 1720 tot 1730 het gebouwencomplex met het kasteelachtige herenhuis met twee vleugels zijn huidige barokke vorm. Na meerdere wisselingen van eigenaar kocht in 1960 het domeinbeheer van Waldeck het hele complex.

Sinds eind 2017 is de vereniging van Baltische ridderschappen eigenaar van het slot en het park.

Slot Höhnscheid is in 2017/2018 uitgebreid gerestaureerd en presenteert zich sinds mei 2018 als royaal, naar buiten gericht en particulier bestuurd landslot.

Als buitengewoon congrescentrum, romantische locatie voor onvergetelijke familiefeesten, pleisterplaats voor culturele, tuin-, rozen- en golfreizen vanuit de hele wereld, als gewilde evenementenlocatie en als nieuw en aantrekkelijk lokpunt voor wie geïnteresseerd is in sprookjes en de gebroeders Grimm.